Tijdens je opleiding leer je de verschillende rassen, vachtsoorten en de daarbij horende trimtechnieken. Hierbij gaan we uit van de standaard of gemiddelde vacht. Dit gebeurt ook bij trimschema’s. Alle boeken met trimschema’s (en ook de foto’s van rashonden op de website van de Raad van Beheer of rasverenigingen) tonen bruidsfoto’s van prachtige rasvertegenwoordigers die tot in de puntjes getrimd zijn. Elk haartje lijkt perfect op nummer te liggen. In de praktijk krijgen we echter merendeels te maken met minder rastypische vachten en castraatvachten. Vooral voor een beginnend trimmer die nog weinig ervaring heeft, kan dat een paniekmomentje opleveren. Ineens komt er een ontplofte cavia binnen met heel veel wol, allemaal kruinen en krullen of bij sommige ruwharen juist geen onderwol. Je probeert alles volgens het boekje te doen, maar je eindresultaat is verre van dat perfecte plaatje in dat boek. Help! En nu?

Het woord castraatvacht is niet voor niets een begrip onder trimmers. In grote lijnen zien we bij castraten vaak meer wolvorming, waardoor de vacht doffer en minder rijk van kleur lijkt. Ook zien we dat de vacht meer gaat krullen. Meer wolharen resulteert in een zachtere vacht, die minder water- en vuilafstotend is, waardoor hij langer nat blijft, eerder vies wordt en sneller gaat stinken. Zachter haar gaat bovendien sneller klitten. Bij Spaniels en Setters lijken de vachten vaak te ‘ontploffen’ met veel doffe, zachte en langere haren. Het haar (wol- en dekhaar) groeit langer door en lijkt een, veel, langere verhaarcyclus te krijgen. Bij ruwharen zien we daarentegen juist vaak minder (of ineens nauwelijks) onderwol en lijkt het plukken soms moeizamer te gaan.

Als fokker ben ik niet pro-castratie, tenzij het weloverwogen en gerechtvaardigd is. Als trimmer zie ik echter ook wel de ‘voordelen’, want die castraatvachten leveren ons meer brood op de plank op. Tenminste, als je het slim aanpakt. Voor veel eigenaren is het onderhoud van de vacht na castratie namelijk veel moeilijker dan daarvoor. De vacht wordt dikker, de hond komt minder goed door de rui heen of haart zelfs het hele jaar door. Naast de standaard trimbehandelingen zoals knippen, scheren en plukken kan jij extra hulp bieden bij het klitvrij houden van vachten door middel van het aanbieden van een borstel- of wasarrangement, tussenbeurtjes, maar ook met het geven van advies en verkoop van vachtverzorgingsproducten (shampoo, conditioner, klittenspray) en -materialen (borstels, kammen, etc).

De stokharen krijgen vaak nog meer wol dan voor de castratie in combinatie met minder goed door de rui komen of wol die vastslaat. Ik  geef hierbij de voorkeur aan het vachtvriendelijk ontwollen als oplossing/hulpmiddel: wassen, goed in laten weken, desnoods herhalen, dan alle loszittende haren er met een waterblazer uit blazen en met een grove kam de laatste loszittende haren eruit kammen. Een klusje waar de gemiddelde eigenaar niet op zit te wachten in huis, dus daar kan jij 3-4 keer per jaar van dienst zijn.

Bij ruwharen werk ik, nog even afgezien van het effect van castratie op deze vachten, sowieso liever met stripvachten. Maar in geval van de effecten van castratie is bij honden met deze vachten een stripvacht de ultieme behandeling. Het principe van een stripvacht is dat er meerdere laagjes dekhaar gecreëerd worden, waardoor de weinige hoeveelheid of het gebrek aan ondervacht niet tot nauwelijks opvalt. De hond staat ook minder lang op tafel, de huid wordt minder belast (omdat we in theorie maar de helft van de vacht hoeven uit te plukken), er ontstaan geen kale plekken, de hond ziet er het hele jaar mooi uit. Hond blij, baas blij, trimmer blij.

Spaniëls, Setters en honden met vergelijkbare vachten zijn na castratie vaak minder goed of zelfs helemaal niet meer te plukken. Gelukkig kunnen we met onze trukendoos ze nog steeds een rastypisch model aanmeten. Na het wassen, drogen, borstelen, kammen en het overige voorwerk proberen we zoveel mogelijk nog met te hand uit te plukken. Vervolgens ga je de vacht met een uitwolmes uitwollen. Dit doe je door de huid strak te houden en met het ‘mes’ over de vacht te halen. Zorg hierbij dat je het mes parallel aan de huid houdt en beweeg met de haargroei mee. Ik begin altijd met een grof uitwolmes en wanneer er geen haar meer uitkomt, schakel ik over op een fijn mes. Duw niet te hard, blijf niet te lang op dezelfde plek hangen en controleer de huid regelmatig op roodheid en irritatie. Met deze techniek verwijder je niet alleen de loszittende ondervacht, maar komt de kleur ook weer beter tot zijn recht en verkrijg je een natuurlijker resultaat.  De laatste pluizen krijg ik er uit door het voorgaande te herhalen met een puimsteen. Wanneer de vacht nog niet glad aanligt, kan je daarna gebruik maken van je effileerschaar of tondeuse. Wanneer strippen bij ruwharen, om welke reden dan ook, niet meer lukt, dan kan je deze techniek ook bij hen toepassen.

Communicatie naar de klant

In de communicatie met je klant is het erg belangrijk om duidelijk, eerlijk en direct te zijn, maar bovenal om verwachtingen te managen. Benoem wat je ziet (of wat je niet ziet), wat dit inhoudt voor de behandeling en het eindresultaat. Vergeet daarbij ook eventuele gevolgen voor de duur van de behandeling en de daarmee gepaarde kosten niet. Zo is de kans het kleinst dat jullie beide voor verrassingen komen te staan! Bespreek bij het ophalen nogmaals wat je hebt waargenomen en maak van de gelegenheid gebruik om een (dringend) advies te geven wanneer je de hond (of kat) weer terug wil zien om te zorgen dat Fikkie of Fluffy in optimale conditie blijft en klitten, hotspots, etc. voorkomen kunnen worden. Dit is namelijk hèt moment om een vervolgafspraak te maken.